Stamboom Bijker
Boerenkrijt
In een notariële akte uit 1918 heeft Hes Bijker (1856-1935) het beroep van "koemelker", maar in een soortgelijk document uit 1899 was hij "koopman en winkelier". Zijn zoon Jan heeft later aangegeven, dat zijn vader "grondwerker" was, die beschikte over een behoorlijk stuk grond, waar van alles en nog wat verbouwd werd. En moeder Thijsje Betten beheerde een winkeltje, waar allerlei producten te koop waren, tot aan sterke drank toe. "De mensen dronken vroeger meer jenever en brandewijn. Vooral de turfstekers". Thijsje rekende af met zogenaamd boerenkrijt, een manier van opschrijven van prijzen, waarbij in de bovenste regel de guldens werden weergegeven, in de middelste regel de stuivers en in de onderste regel de gedeelten van een stuiver. Een horizontaal streepje betekende een halve stuiver, een nul was een cent en een c een halve cent. Als het volgende werd genoteerd, ging het om een bedrag van vier gulden, achttien stuivers en anderhalve cent: (het voorbeeld is afkomstig uit: "Uit Friesland's volksleven van vroeger en later" door Waling Dijkstra, red.)
I I I I
X V I I I
- O - c
Jan moest, voordat hij naar school ging, of als hij thuiskwam, en soms zelfs onder schooltijd, boodschappen, die in het winkeltje besteld waren, rondbrengen bij mensen in de buurt. Bovendien hielp zoon Jan niet alleen zijn moeder, maar ook zijn vader, want Hes was "ziekelijk": hij was een forse en sterke vent, die kilo’s maïs kon sjouwen en rondbrengen bij boeren, maar hij beschikte over maar één gezonde long. Duw- en trekwerk met kruiwagens was voor Hes een zware belasting en moest hij zoveel als mogelijk vermijden. Hij liet zijn oudste zoon geregeld meehelpen bij grondwerk.