Stamboom Bijker
Bijker
De Nieuwesloot in Jonkersland is te vinden in het zuidoosten van Friesland, oostelijk van Langezwaag en ten noorden van Oudehorne, het gebied, waar meerdere generaties van het geslacht-Bijker hebben geleefd. Bonne Bijker (zijn achternaam deugde niet) woonde in het begin van de negentiende eeuw aan de Nyesleat. Zijn vader woonde even verderop, aan de Dwersfeart in Kortezwaag. Bonne heeft gewerkt aan de Hegedyk, de weg tussen Heerenveen en Gorredijk. Hij woonde in een onderkomen, dat, behalve uit een schuurtje, bestond uit een woonkamer met een bedstee, een kast en een "haardstede". De ruimte had drie vensters. Zijn vrouw overleed, toen ze drieenveertig jaar was. Bonne bleef achter met zes kinderen; de oudste was een meisje van zestien. Over het tumultueuze leven van Bonne zelf, maar ook over zijn voor- en nageslacht is meer te lezen.
Bosma
Hendrik Bosma (1856-1935) woonde in de Compagnie onder Hoornsterzwaag, tegenover het gereformeerde kerkje aan de overkant van de vaart; hij was er koster. Net als zoveel anderen ging hij soms naar Duitsland voor het verrichten van grondwerk, of naar de veengebieden in Drente of Overijsel. Wellicht was hij rond 1910 betrokken bij de plannen om in Hoornsterzwaag een christelijke school op te richten. Het voornemen leidde tot grote weerstand in socialistische kring. In een circulaire van onder meer de plaatselijke predikant ds. Van Lonkhuizen, waarin steun gevraagd werd voor het plan, werd stelling genomen tegen de verwildering en bandeloosheid, die het gevolg zou zijn van een socialistische en anti-godsdienstige opvoeding: "Het is hier toch in Frieslands Zuid Oosthoek, alom bekend als een streek van ongeloof en socialisme. Ja meer: onze dorpen liggen juist in het hartje van die streek, in de "roode" gemeente Schoterland, een der meest verwilderde gemeenten van het beruchte kiesdistrict van denzelfden naam" (uit "Het Volk", 5 mei 1911).
In 1925 is Henk Bosma gaan inwonen bij zijn zoon Anne in Jubbega 1ste wijk. Later werd hij opgenomen in het gezin van dochter Tjitske in Hoornsterzwaag aan de 10de wijk.

Van den Berg
In 1699 kocht Hendrik Jansz. van den Berg, inwoner van het Zuidhollandse dorp Koudekerk, grond. Hendrik (zal zijn roepnaam Henk zijn geweest ?) was boer en bezat nogal wat grond in de Lagewaardse polder. Hij was diaken in de kerk van Koudekerk van 1689 tot 1693 en later ouderling. Bovendien is hij schepen van het dorp geweest (een schepen was een soort wethouder). Zijn grootvader was "ondermeester op de calckovens" geweest vroeg in de zeventiende eeuw, toen in het dorp aerdemaeckers, cleermaeckers, fusteynwerckers, carremannen, pannebackers, een vormer en een linnewever, een schoolmeester, een chirurgyn, een herbergier en een smit woonden.
Hendrik is de rechtstreekse voorvader van mijn moeder en over hem, maar ook over zijn vrouw, zijn ouders en zijn nageslacht is veel meer te lezen.
Benckhuijsen
Een nakomeling van Hendrik van den Berg met dezelfde voor- en achternaam trouwde in de zomer van 1916 met Pietje Benckhuijsen. Haar moeder was Boskoopse, haar vader was geboren in Zuilichem, een Gelders dorp, dat ligt aan de Waal. Gerrit Benckhuijsen had de overstroming in 1861 overleefd en werd schilder, bakker, boomkweker en commandant bij de Burgerwacht. Zijn voorvader Gradus Benckhuijsen,die rond 1800 woonde in de Korte Straat in Arnhem, was ook verwer. Het beroep van schilder is generaties lang uitgeoefend door nakomelingen van deze Gradus. Zowel zijn zoons Jan Jacob als Carel Johannes werden verwer, evenals drie kinderen van laatstgenoemde. Gerrit Jan was één van hen en van hem werden zowel een zoon, twee kleinzoons als een achterkleinzoon huisschilder. Over het geslacht-Benckhuijsen is meer te lezen.


