Stamboom Bijker
Een "oude arbeyder" bij de vaart in Lippenhuizen
Dankzij bewaard gebleven belastingdocumenten (de zogenaamde Quotisatiekohieren) is een redelijk beeld van de omvang en de samenstelling van de bevolking van Hoornsterzwaag halverwege de achttiende eeuw mogelijk. Het was een dorp, waarvan de meeste inwoners boer waren, maar sommigen waren arbeider en er woonde ook een molenaar. Het ging niet iedereen voor de wind. Albert Hinkes had een “suynig bestaan” en de weduwen van Kleys Jans, Sybe Wytzes en Evert Fookes waren “matig in staat”.
Tot de inwoners van het dorp Hoornsterzwaag behoorden in 1749 geen Bosma’s. Zij woonden toen in Lippenhuizen, even verderop. Dat de vervening er voor veel werkgelegenheid zorgde, blijkt wel uit het aantal personen, dat in dit jaar voor de quotisatiebelasting is aangeslagen: 247, terwijl de belastingarchieven 23 personen uit Hoornsterzwaag vermeldden. Het hebben van een achternaam was ook in Lippenhuizen uitzonderlijk: één van de weinigen was Lammert Hendriks Rijsenbrij. Zoeken naar personen met de achternaam Bosma is vergeefse moeite; deze achternaam heeft de familie pas in 1811 vastgelegd. Maar de voorvader van de Bosma’s, die later in Hoornsterzwaag woonden, staat in de lijst vermeld: Anne Engberts, “oude arbeyder”. Hij woonde er met nog drie mensen, mogelijk zijn vrouw en twee oudere kinderen. Een paar jaar eerder was er een volkstelling gehouden en toen is ook beschreven waar hij woonde: bij de vaart. Zou hij meegewerkt hebben aan het graven van de Lippenhuister vaart?