Stamboom Bijker
Veroordeeld door het Hof
Bonne Jeens, geboren rond 1650 en overleden tussen 1723 en 1736, kennen we vooral uit archieven van de kerk en uit documenten over belastingen, die hij moest betalen. Maar er zijn ook rechterlijke archieven, waarin hij voorkomt.
Friesland werd ook in de achttiende eeuw niet bestuurd overeenkomstig de notie van de scheiding der machten. Volgens dit beginsel is er bij het bestuur van een gebied een scheiding tussen de wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende macht. Tot in de huidige tijd vinden we het onwenselijk, dat een minister-president, al of niet met steun van ministers, wetten vaststelt en recht spreekt.
Scheiding tussen bestuur en rechtspraak was in Friesland tot 1811 geen aanvaard principe. Friesland bestond uit steden en grietenijen (districten), die elk een nedergerecht hadden, dat recht sprak in civiele, (burgerlijke) aangelegenheden en bij lichte criminele zaken. Bij civiele kwesties kon een burger tegen een beslissing van een nedergerecht in beroep gaan bij het Hof van Friesland, dat in de Kanselarij in Leeuwarden zetelde. Nedergerechten hadden op het gebied van de strafrechtspleging weinig bevoegdheden. Ze waren van belang voor het verzamelen van informatie en de arrestatie van misdadigers. Het Hof van Friesland was veruit de belangrijkste instantie in criminele kwesties.
Bonne Jeens komt voor in de archieven van het Hof van Friesland. Hij heeft een juridisch conflict gehad met een zekere Tjeerd Bonties, die hem zelfs daagde voor het Hof en uit de processtukken blijkt, dat de gedaagde was: Bonne Jeens, huisman in Langezwaag en genoemd wordt ook “Sijn zoon Tjerk Bonnes”. Bonne werd uiteindelijk in het voorjaar van 1724 veroordeeld tot betaling van honderd gulden en rente op grond van een lening die in 1707 was overeengekomen en waarbij Bonne zich wegens diens minderjarigheid borg had gesteld voor zijn zoon Tjerk.